De afkorting 'FIP' staat voor Feliene Infectieuze Peritonitis. Dit was de oorspronkelijke benaming die gegeven werd aan de ziekte die bij katten (= feliene) een buikvliesontsteking (= peritonitis) veroorzaakte en die besmettelijk (= infectieuze) leek te zijn. Deze typische FIP-katten – zoals men ze noemde – vertoonden een dikke buik, vol met strogeel vocht en vaak waren ze met meerderen uit één nest.
FIP is een progressief verlopende ziekte die meestal fataal verloopt. Ondertussen weten we dat er meer symptomen zijn dan alléén buikvliesontsteking.
Het FIP-virus is wereldwijd verspreid. De eerste gevallen werden in 1912-1913 beschreven. Het is pas sinds de jaren ’60 dat we weten dat FIP door een virus wordt veroorzaakt, meerbepaald een coronavirus. Het kreeg deze naam omdat het virus het uitzicht van een kroontje heeft. Coronavirussen komen bij alle diersoorten voor, ook bij de mens.
Bij de kat is er ook een coronavirus in de darm, het FECV of Feliene Enterisch Coronavirus, dat in de darm een onschuldige darminfectie veroorzaakt. Deze infectie verloopt meestal zonder symptomen; in het ergste geval kan er braken en diarree optreden. De meeste katten maken deze infectie door bij het spenen (dus op de leeftijd van 6-7 weken), en bijgevolg hebben deze katten dan ook antistoffen tegen een coronavirus.
Het belang van dit Enterisch Coronavirus (FECV) in het FIP-verhaal is echter niet te onderschatten!
Momenteel wordt aangenomen dat bij katten FIP ontstaat uit het FECV virus door een genetische mutatie.
Dit betekent dat dus een kat die alléén leeft in huis zonder contact met andere katten ook FIP kan ontwikkelen. Sterker nog : in een groep katten, waarbij er één of enkele FIP hebben, blijkt dat het eerder zeldzaam is dat FIP wordt overgedragen van de ene naar de andere kat.
Het verloop van de FIP-ziekte hangt voor een groot deel af van de afweer van de kat zelf. Vermoedelijk genezen het merendeel van de katten van een FIP-infectie zonder dat we ooit symptomen zien, omdat ze een goede afweer hebben. Als echter de juiste afweermechanismen niet voorhanden zijn, kan de ziekte zich doorzetten. Daarnaast blijken sommige FIP-virussen meer of minder agressief dan andere.
De overgrote meerderheid van de FIP-katten zijn tussen 3 en 18 maanden oud, maar in principe kan het op elke leeftijd voorkomen. Oudere katten lopen ook weer meer risico.
In tegenstelling tot wat men oorspronkelijk dacht, zijn er – naast buikvliesontsteking (peritonitis) – nog andere symptomen mogelijk bij FIP, en niet alleen in de buik.
Eén van de meest typische symptomen is het voorkomen van hoge koorts (tot 40°C en méér), die niet reageert op een antibioticum-behandeling.
FIP zien we in 2 vormen : een droge vorm en een vochtige vorm. Bij de vochtige vorm wordt er ontstekingsvocht geproduceerd in één of meerdere lichaamsholten, bv. de buikholte of de borstholte. Bij de droge vorm gebeurt dit niet.
Bij beide vormen worden er haardjes van weefselsterfte (necrose) gevormd in verschillende organen (lever, nier…). Afhankelijk van het weerfsel of het orgaan dat werd aangetast, kunnen er zich dan ook verschillende andere symptomen ontwikkelen:
orgaan/weefsel |
|
symptomen |
- lever |
|
- geelzucht (icterus) |
- nieren |
|
- nierfalen : meestal véél drinken en véél plassen |
- maag en darmen |
|
- braken |
- longen |
|
- kortademigheid (dyspnee) |
- hart |
|
- hartfalen : kortademigheid, weinig beweging, zelden hoesten |
- hersenvliezen en centraal zenuwstelsel |
|
- gedragsveranderingen |
- oog |
|
- gezichtsproblemen |
De diagnose van FIP is vaak niet eenvoudig. Het belangrijkste criterium is in de eerste plaats de klinische verdenking gebaseerd op het oordeel van de behandelende dierenarts in combinatie met een aantal bloedresultaten.
Bij de FIP-katten met een vochtige FIP is de aanwezigheid van het vocht uiteraard een heel sterke aanwijzing. Soms halen we enkele honderden milliliters uit een buik- of borstholte, zoals hiernaast op de foto te zien is.
Antistoffen tegen het coronavirus zeggen vaak weinig, want zoals hogerop reeds vermeld : bijna alle jonge katten hebben ooit de darm-variant (FECV) van het coronavirus doorgemaakt en ze hebben dus bijna allemaal antistoffen tegen een coronavirus. Momenteel kunnen we nog géén onderscheid maken tussen antistoffen tegen FIP en FECV. Soms besluiten we echter toch om de antistoffen te laten bepalen.
Voor de diagnose van FIP wordt er vooral gezocht naar een sterke toename van de gamma-globulines. Gamma-gobulines zijn een deel van de antistoffen. Als deze toename er is samen met andere afwijkende parameters, dan is de aanwijzing héél sterk voor FIP. Af en toe zijn er zelfs in het bloed helemaal geen afwijkingen te vinden. Dit zijn de moeilijkste gevallen.
Voor virussen bestaat er tot nu toe geen directe behandeling. We kunnen de dieren echter wel proberen te ondersteunen via allerlei medicatie. Uiteraard verschilt dit van kat tot kat en moet dit individueel beoordeeld worden.
Er bestaat een vaccin tegen FIP, maar onderzoek wijst uit dat deze slechts nut heeft indien toegediend op heel jonge leeftijd (< 16 weken) en indien er nog geen besmetting met FECV heeft plaatsgevonden. Dit is echter vaak wel het geval.
Zoals hogerop reeds gezegd is de voornaamste bron van FIP besmetting de mutatie van het darm-virus (FECV) naar FIP. Transmissie van FIP van de ene kat naar de andere kat is eerder uitzonderlijk. Met andere woorden : je kan er relatief weinig aan doen. Tegen de tijd dat één van de katten ziek is t.g.v. FIP, dan zijn de andere katten reeds in contact gekomen met het virus en hebben ze waarschijnlijk allemaal reeds voldoende immuniteit ontwikkeld. FIP-katten scheiden trouwens FECV-virus uit en géén FIP-virus!
Indien u een nieuwe kat in huis neemt, wordt wel algemeen aangeraden om alles goed te reinigen. Het virus is weinig resistent in de omgeving en wordt door de meeste detergenten geïnactiveerd.
Artikel met toestemming overgenomen van Dierenartsenpraktijk Sint-Katharina