Melkkliergezwellen zijn de meest voorkomende gezwellen bij de kat. 80% van de gezwellen zijn kwaadaardig en 20% goedaardig. Bij poezen voelen we knobbeltjes onder de buik in de buurt van de tepels.
De aandoening komt bijna alleen bij poezen voor. De dieren zijn vaak van middelbare leeftijd (+/- 7 jaar) als de eerste knobbeltjes ontstaan. Poezen die jong gesteriliseerd zijn, dat wil zeggen voor de vijfde krolsheid, lopen veel minder risico. Dieren die veel met antikrolsheidpreparaten (bijvoorbeeld de pil) behandeld zijn hebben meer kans op problemen. Het maakt overigens niet uit of de poezen jongen gehad hebben.
De oorzaak is, zoals bij ieder gezwel, een ontsporing van de normale celgroei. De groei van cellen wordt door het lichaam strak in de hand gehouden. Er mogen niet te veel of te weinig zijn. Bij tumoren gaat de groei ongeremd door met alle gevolgen hiervan. Dat hormonen bij het ontstaan van melkkliergezwellen een belangrijke rol spelen blijkt uit het feit dat jong gesteriliseerde katten bijna nooit gezwellen krijgen, terwijl niet gesteriliseerde dieren juist vaak tumoren ontwikkelen. Het geven van extra hormonen (zoals de poezenpil) doet het risico flink toenemen.
Het is niet zo moeilijk om vast te stellen of een dier gezwellen in de melkklieren heeft. Onder de buik zijn dan in de buurt van de tepels onderhuidse knobbels voelbaar. Het is helaas niet mogelijk om aan de buitenkant te zien of een knobbel goed- of kwaadaardig is. Een extra probleem is dat melkkliergezwellen goedaardig kunnen beginnen, maar later toch kwaadaardig kunnen worden. Bij katten is het merendeel van de gezwellen kwaadaardig, zeker bij oudere dieren die de pil gehad hebben. Bij het onderzoek letten we op grootte, plaats, aantal en verplaatsbaarheid van de knobbels. Het is mogelijk om door het wegnemen en laten onderzoeken van een stukje weefsel vast te stellen om wat voor soort gezwel het gaat. Nadeel is dat het gezwel zelf blijft zitten, waardoor vaak een tweede operatie nodig is. Reden voor ons om in de meeste gevallen de hele tumor weg te nemen. Hiernaast kunnen we lymfeklieren en longen op eventuele uitzaaiingen kontroleren. Dit kan door de lymfeklieren te betasten, een stukje weefsel met een naald weg te nemen, of, bij de longen door middel van röntgenfoto's.
Als er al uitzaaiingen aanwezig zijn is genezing niet meer mogelijk. In sommige gevallen is het wel mogelijk om door een operatie of een chemokuur het leven van de patiënt te verlengen en de pijn te verlichten.
Helaas is het niet mogelijk om met zekerheid vast te stellen dat er geen uitzaaiingen zijn. In een vroeg stadium zijn ze zo klein dat ze niet op te sporen zijn. Zijn er geen uitzaaiingen te vinden, dan is behandeling zinvol. Zeker bij kwaadaardige tumoren geldt dat hoe eerder ze weggehaald worden, des te groter de kans op genezing is. Het is een fabeltje dat gezwellen harder gaan groeien als er aan geopereerd wordt en dat je ze daarom beter kunt laten zitten. Bij de operatie worden de tumoren met omringend weefsel ruim weggenomen om zeker te zijn dat al het afwijkende weefsel verwijderd is. Vaak is het nodig om meerdere melkklierpakketten weg te halen, ook als er slechts één is aangetast. Soms is het nodig om een complete melklijst te verwijderen. Dit betekent dat we alle melkklieren aan een kant wegnemen. Op deze wijze voorkomen we dat we weefsel laten zitten dat ook kan ontaarden en een nieuwe operatie noodzakelijk maakt. Bij de meeste dieren is het technisch niet mogelijk in een operatie beide kanten te behandelen. Mocht het toch nodig zijn om beide zijden te verwijderen doen we dit in twee operaties met 6 weken tussentijd, zodat de wond eerst kan genezen.Eventueel kan de operatie worden gecombineerd met een sterilisatie. Dit maakt een volgende operatie makkelijker, omdat het klierweefsel slinkt. Bij dieren ouder dan 3 jaar helpt het echter niet meer om nieuwe gezwellen te voorkomen.
Iedere operatie kent zijn problemen. Bij melkklieroperaties zien we nog wel eens wat problemen met de wondgenezing. Gezien de grootte van de operatiewond is dit niet vreemd. Soms zien we een ophoping van onderhuids wondvocht. Dit laat zich goed behandelen. Bij kleine hoeveelheden vocht zuigen we het met een spuitje weg, bij grotere hoeveelheden plaatsen we een drain (een slangetje). Wondinfecties zijn een ander probleem. Deze ontstaan vaak doordat de dieren aan de wond likken, waardoor de wond ontstoken raakt. Het likken kan worden voorkomen door het dier een kap om te doen. Dit vinden ze niet leuk, maar het is beter dan wekenlang een ontstoken wond te hebben.
De vooruitzichten voor een poes na behandeling zijn afhankelijk van het soort gezwel wat is weggehaald. Bij een goedaardig gezwel zijn er geen problemen te verwachten, maar bij kwaadaardige gezwellen is er altijd kans op aangroei van het gezwel (als het niet geheel verwijderd was) of uitzaaiingen. Een zinvolle uitspraak over de aard van het gezwel is alleen mogelijk als het opgestuurd wordt voor weefselonderzoek. Uitzaaiingen zijn in een vroeg stadium helaas op geen enkele wijze aan te tonen. De aanwezigheid hiervan wordt soms pas na maanden duidelijk. Zijn er uitzaaiingen dan zijn de vooruitzichten voor de patiënt ronduit slecht. Genezing is niet meer mogelijk en de tijd die het dier nog rest is kort.
Constateert u bij uw poes diktes in de buurt van de tepels, neem dan contact op met uw dierenarts. Als er vroeg wordt ingegrepen zijn de kansen op herstel het grootst. In overleg met uw dierenarts kunt u bepalen wat voor uw dier de beste behandelingsmethode is. Afwachten heeft geen zin, gezwellen verdwijnen nooit vanzelf.
Heeft u een jonge poes en u wilt er geen jongen bij, kies dan voor een sterilisatie (en niet voor de pil), als u de in dit artikel besproken problemen wilt vermijden.
Artikel overgenomen met toestemming van Dierenarts Anton Beijer, Dierenkliniek De Toren, Torenstraat 21 - 9203 BC Drachten