28 november 2009
In het begin was ik bang voor de trap hier, ik durfde niet naar boven, hoe nieuwsgierig ik ook was naar alles wat zich boven zou bevinden. Het is zo’n eng draaiding en helemaal open, dat was ik niet gewend. Maar ik had een strategie ontwikkeld: als het vrouwtje naar boven ging, bleef ik beneden zitten en dan miauwde ik zo klaaglijk mogelijk. Vervolgens kwam ze iedere keer terug om me op te halen en me naar boven te dragen zodat ik kon zien wat daar boven was. Een bed! Heel veel kamers met spannende dingen! Een tafel met nog meer speeltjes in de vorm van kleine parfumflesjes, duizend en één dingetjes om mee te voetballen! Nu loop ik de trap helemaal alleen op. Omhoog gaat in vier seconden, omlaag in drie. Het voornemen om geen eten meer van Coco op te eten kan ik heel moeilijk gestand doen, maar het vrouwtje is streng. Als ze het ziet, krijg ik de hele verdere dag geen eten meer. Ze zegt dat ik veel te dik word. Te dik! Ze zeggen dat de jongens het wel aantrekkelijk vinden als een meisje een beetje mollig is. Niet dat ik geïnteresseerd ben in jongens, maar toch, wat niet is kan nog komen, nietwaar? Het geval wil dat er iedere dag een heel mooie jongen in de tuin achter het huis komt. Hij heeft een compleet grijze vacht en grote goudkleurige ogen. Hij heet Yoran en de familie die twee huizen verder woont, is van hem. Het vrouwtje zegt dat hij is gecastreerd, dat bijna alle katers in Nederland gecastreerd zijn en dat ik me geen dingen in het hoofd moet halen. Ik weet echt niet waar ze het over heeft. Welke dingen?
4 december 2009
Het integratieproces verloopt geheel naar wens. Ik ben de Nederlandse taal al geheel meester omdat ik tweetalig ben opgevoed (vrouwtje spreekt Frans met me, mannetje Nederlands) en het Nederlandse klimaat observeer ik vanachter het venster. Het lijkt me nogal ……nat. Het Nederlandse kattenvoer doet zeker niet onder voor het Franse, dus dat is ook geen probleem.
De nachten breng ik ook hier door in het bed van mijn personeel. Soms is het hier wel heel koud en dan ga ik onder het dekbed liggen, tegen mijn personeel aan. En ik kan er niets aan doen, maar dan begin ik altijd te ronken als een betonboor. Wat ben ik toch blij dat ik een echt thuis heb gevonden!