Het is een oud gezegde: "Katten komen altijd op hun pootjes terecht", maar is dat wel zo? En hoe komt dat dan?
Als je jezelf ooit die vraag hebt gesteld bevind je je in goed gezelschap, want ook geleerden als de beroemde James Clerk Maxwell (de ontdekker van de wetten van de elektromagnetische theorie) en Sir George Stokes bogen zich over de vraag hoe het komt dat katten over deze schijnbaar magische gave beschikken.
Het antwoord is niet zo eenvoudig als het lijkt: in de natuurkunde is er een wet die het behoud van angulair momentum voorschrijft, simpel gezegd: behoud van het draaimoment - iets dat draait blijft aan dezelfde snelheid draaien, dus iets dat niet draait kan ook niet plots wèl beginnen draaien.
De Franse wetenschapper Étienne-Jules Marey publiceerde aan het eind van de 19de eeuw een werkstuk waarin hij met een filmopname aantoonde dat katten zich inderdaad in de lucht kunnen draaien.
Het zou nog 75 jaar duren voor er een wetenschappelijke verklaring werd gevonden. Eenvoudig uitgelegd kan men het lichaam van een kat zien als 2 cylinders: een voorste en een achterste. De kat draait zich zodanig dat de 2 "cylinders" in tegengestelde richting draaien ten opzichte van de rest van haar lijf, waardoor de netto draaibeweging nul blijft en de wet van behoud van draaimoment blijft gelden.
Katten slagen hier uiteraard alleen in omdat ze heel sterk, lenig en licht zijn.
Er zijn veel gevallen bekend van katten die van erg grote hoogtes vallen zonder veel kleerscheuren. De diertjes danken vermoedelijk voor hun deel de legende van hun 9 levens aan dergelijke verhalen.
De reden is opnieuw hun lage lichaamsgewicht en lenigheid. Door hun lage gewicht en relatief grote lichaamsoppervlakte vangt een kat meer wind en valt ze trager dan bijvoorbeeld een mens. Bovendien zetten ze hun poten breed uit elkaar als ze neerkomen en doen hun lange sterke poten dienst als schokdempers. Dat allemaal verklaart waarom de kat in onderstaand filmpje het nog kan navertellen: